Fioretti College Veghel

1.2 Wie bepaalt wat je koopt?

Wie bepaalt wat je koopt? Bladzijde 18
1.2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wie bepaalt wat je koopt? Bladzijde 18
1.2

Slide 1 - Slide

Verdieping economie
Cursus 1.1
Cursus 1.2
Cursus 1.3
Cursus 1.4

Herhalingslessen
Toets 
Dit boek neem je elke les mee!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Opdracht
Bekijk per kaartje of die persoon het product wel of niet zou kopen. Houd rekening met:
  • smaak
  • geslacht
  • leeftijd
  • budget
Leg ook steeds je antwoord uit. 

In tweetallen. 
Zachtjes overleggen. 
Vraag? Help elkaar of steek je vinger op. 
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Klassikaal lezen

Slide 5 - Slide

Wat?

Lees de leerstof op blz. 18 en 19. 

Maak de opdrachten 1 t/m 5. 
Werktijd
Hoe?

In tweetallen. 

Zachtjes overleggen. 

Werk netjes!

Vraag? Help elkaar of steek je vinger op. 
Klaar?

Nakijken en verbeteren. 



Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wie bepaalt wat je koopt? (BLZ. 20)
1.2

Slide 8 - Slide

Verdieping economie
Cursus 1.1
Cursus 1.2
Cursus 1.3
Cursus 1.4

Herhalingslessen
Toets 
Dit boek neem je elke les mee!

Slide 9 - Slide

Herhaling

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is reclame?

Slide 12 - Mind map

Opdracht
Bekijk elke reclame klassikaal op het bord. 
Bij elke reclame kan je het volgende zeggen:
  1. Waarvoor de reclame bedoeld is. 
  2. Wat jij van de reclame vindt.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Rekenen: procenten van een aantal/bedrag
                                                   Formule: te berekenen aantal/bedrag = percentage : 100 x aantal. 
Vraag = Op een fiets van 350 euro krijg je 15% korting. Hoeveel korting is dat?

Stap 1: Maak van de vraag een som. 
15% van 350 euro =

Stap 2: Maak van het percentage een decimaal getal. Deel het getal door 100. 
15 : 100 = ....................

Stap 3: Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal. 
.......................... x 350 euro = ............................................

Slide 17 - Slide

Oefenen: opdracht 12

Slide 18 - Slide

Wat?

Lees de leerstof op blz. 20 en 22.

Maak de opdrachten 7, 9, 13, 14 en 15.
Werktijd
Hoe?

In tweetallen. 

Zachtjes overleggen. 

Vraag? Help elkaar of steek je vinger op. 
Klaar?

Nakijken en verbeteren. 

Slide 19 - Slide